Signalen van faalangst kunnen door leraren opgevangen
worden door goed te kijken en te luisteren naar de leerlingen. Als faalangstige leerlingen een opdracht of taak krijgen ontstaan
er vaak lichamelijke reacties, zoals buikpijn, zweten, misselijkheid en hoofdpijn. Los van deze lichamelijke reacties ontwikkelen
faalangstige kinderen ook een eigen manier van denken. Dit faalangstige denkpatroon bestaat uit de volgende thema’s.
Negatief zelfbeeld
Faalangstige kinderen denken negatief over zichzelf en over hun capaciteiten. Deze kinderen nemen weinig initiatieven, geven snel op en hebben nauwelijks sociale contacten. Als er iets wel lukt kunnen ze dit bijna niet geloven en generaliseren ze dit gevoel
niet naar andere situaties. Bij een opgave kijkt een faalangstig kind vaak gelijk naar de onderdelen die hij niet kan.
Lichamelijke reacties
Faalangst
heeft lichamelijke reacties tot gevolg, die duidelijk te zien zijn. Er zijn twee uitersten van gedragingen. De stille, teruggetrokken
leerling met kromme schouders en gebogen rug, en de drukke, beweeglijke, nerveuze leerling.
Bedreiging Faalangstige kinderen zien de prestatiedruk als een bedreiging. Een bedreiging
roept spanning op in je lichaam, dit is als leerkracht goed te zien aan kinderen. De spanning van de spieren wordt verhoogd,
zodat het kind krampachtig in elkaar kan duiken, de ademhaling gaat sneller, net zoals de hartslag. Hierdoor krijgt het kind
een verhoogde bloeddruk.
Tunneldenken Faalangstige kinderen hebben vaak
last van tunneldenken. Hun hele gedachtenwereld draait om de eerstvolgende prestatie. Er lijkt nauwelijks ruimte om aan iets
anders te denken. Zeker niet aan iets leuks of positiefs, ook als dat op een heel ander vlak ligt.
Ik-gericht Tijdens gesprekken met faalangstige
kinderen wordt al snel duidelijk dat een faalangstig kind denkt de enige te zijn die last heeft van faalangst. Kennelijk ziet
een leerling niet dat er - bijvoorbeeld in zijn eigen klas - meerdere leerlingen zijn met hetzelfde probleem. Nu is dat niet
zo verwonderlijk. Kinderen praten niet graag met elkaar over hun problemen. Zeker in de klassensituatie houden kinderen hun
gevoelens liever voor zichzelf.
Mislukkingen voorkomen Faalangstige kinderen besteden veel energie
aan het bedenken hoe mislukkingen voorkomen kunnen worden. Dit doen zij onder andere door te makkelijke of te moeilijke opdrachten te kiezen. Bij opdrachten die niet gelijk staan
aan je eigen niveau, kun je niet beoordeelt worden en kun je dus niet mislukken.
Succes Een
faalangstig kind dat op school succes boekt kan dit bijna niet geloven. Op zo'n moment zegt het tegen de buitenwereld (en
zichzelf), dat de opdracht toch wel erg gemakkelijk was. De eigen inbreng van de leerling wordt hiermee, door hemzelf, erg
klein gemaakt. Op dezelfde manier verklaard een faalangstige leerling zijn succes als het éénmalig hebben van geluk in plaats
van kennis en vaardigheid die het kind op dat moment bezit.
|